‘Was ik maar nooit geboren …’
zegt George Bailey in zijn diepste levensdip, in de bekende kerstfilm ‘A wonderful life’.
Daarin komt me iets bekend voor … zei Job dit niet, na een enorme bak ellende over zich heen gestort te krijgen?? Zijn kinderen waren omgekomen, zijn veestapel gestolen, zijn bezit gedecimeerd, hij zelf ziek van melaatsheid en verdriet en tot overmaat komen zijn 3 vrienden hem in plaats van troosten juist beschuldigen. En als Job ondanks alles zijn vertrouwen op God blijft stellen, zegt zijn vrouw tegen haar man Job: zeg God toch vaarwel, niets dan ellende is je overkomen!’
Maar Job luistert niet naar zijn vrouw; ‘in dit alles zondigde Job niet’ …
In ‘A wonderful life’ gaat George Bailey’s wens in vervulling. Hij is totaal ontmoedigd door uitzichtloze tegenslag en wil een eind aan zijn leven maken. ‘Was ik maar nooit geboren’, roept hij uit. Een engel staat naast hem en omdat de engel geen enkel andere manier weet om George op andere gedachten te brengen, vervult hij George’ wens: George leeft verder, alsof hij eigenlijk niet geboren is en dus niet bestaat.
George doorleeft dan allerlei situaties die in zijn eigen leven vertrouwd zijn, komt op al zijn vertrouwde plekken, maar niemand van zijn vrienden, familie of zelfs zijn vrouw kent hem. Zijn woonplaats blijkt te zijn vernoemd naar zijn aartsrivaal, de rijke uitzuiger Potter. Zijn woonplaats is een aaneenschakeling van drank- en uitgaansgelegenheden geworden, een ontaarde plek. George’ bank, een familiebedrijf, blijkt failliet. Zijn stamkroeg is niet meer de gezellige plek die hij kende of eigendom van zijn vriend, maar een duister gewelddadig hol van een onbekende. Als zijn huis een verlaten bouwval blijkt en al zijn voormalige vrienden hem alleen ervaren als een gek, die rijp is voor de inrichting, begrijpt hij hoe verschrikkelijk het is, wat hij voor zichzelf gewenst heeft. Hij mist zijn vrouw en kinderen en allen die hem zo lief waren. Zijn voormalige werkgever, een apotheker die ooit bijna een dodelijke fout maakte door een potje verkeerde pillen voor een ziek jongetje klaar voor bezorging te zetten, was door George daarop net op tijd attent gemaakt, zodat het jongetje niet stierf. George’ broertje was ooit door George uit een ijswak gered. Maar in George dóórleven zonder geboren te zijn, had zijn vroegere werkgever, de apotheker, 20 jaar in de bak gezeten, omdat het jongetje door de verkeerde pillen (met rattengif) was overleden en was zijn broertje nooit opgegroeid, want hij was verdronken in het ijswak.
Zo rampzalig pakte zijn verzuchting ‘was ik maar nooit geboren!’ dus uit: het universum of God verhoorde zijn wens wel maar tot zijn grote verbijstering: niets zo naar als niet blijken te bestaan en wel op deze planeet rondlopen. En meteen: wat een ontdekking deed George, hoeveel goeds hij voor zijn nabijen betekend had, voor zijn broertje, zijn vroegere baas, zijn vrouw en kinderen, zijn personeel, moeder, oom en broer! Zonder George’ liefdevol optreden en reddend handelen was hun leven duister. George gaat heel anders naar zijn eigen leven kijken, dat hij ineens niet meer als mislukt ervaart, maar als rijk gezegend.
Eigenlijk is de film alhoewel enorm indrukwekkend, natuurlijk ‘maar een verhaaltje’ of nog erger: ‘maar een sprookje’. Zo doen velen het Bijbelboek 'Job' ook af.
'Job' is een spiegelverhaal, een parabel, een verhaal dat zich op 2 tonelen afspeelt: in de hemel én op aarde. Beide tonelen hebben invloed op elkaar. We lezen als Westerse lezers Job als een absurd verslag van 2 grootmeesters, schaakspelers op het wereldtoneel: God en Satan die lijken te schaken met Jobs leven als inzet, met zijn gezondheid, kinderen en alles wat Job bezit. Als je dit serieus moet nemen, zou je ’Job’ als een absurd en meer nog ‘wreed’ verhaal kunnen lezen.
Wij kennen meer parabels als ‘Job’, alleen herkennen we hen niet meer als zodanig.
Meer dan 2 eeuwen geleden in 1779 schreef Gotthold Ephraim Lessing ‘De Ringparabel’. Het was de tijd van de 'Verlichting': een omslag in de cultuurgeschiedenis. De ringparabel is een verhaal binnen een raamvertelling, het toneelstuk 'Nathan, de wijze': een geniaal gecomponeerd en filosofisch uitgebalanceerd stuk. Korte inhoud van de parabel:
een vader laat bij zijn overlijden 3 ringen na aan zijn 3 zoons. Maar één ring is echt en heeft de kracht de drager ervan bij te staan de wereld tot een betere plek te maken. De vader heeft 2 nepringen bij laten maken. Het feit dat de drie zoons niet weten, welke ring de echte is, brengt de uitdaging mee in hun leven te laten zien, dat elk van hen de echte heeft geërfd. Deze parabel is ingezet door Lessing om de 3 openbarings- en boekreligies, Jodendom, Christendom en Islam uit te dagen met hun gevolgen, effect op een mens zich te bewijzen als ‘de ware religie’. De 3 zoons stellen elk een wereldreligie voor. Alle drie kunnen ze ware religies zijn, áls ze elkaar ontmoeten, uitdagen op medemenselijkheid en in de armen vallen. Met deze parabel, binnen het verhaal van Nathan, de wijze, probeert de Jood Nathan aan te tonen, dat alléén verdraagzaamheid het antwoord is op religie- en menselijke strijd en mensen elkaar nodig hebben. Het toneelstuk ‘Nathan, de wijze’ speelt in het Jeruzalem van de kruistochtentijd. Een moderne boodschap voor 1779 .. en één die ook nu uiterst actueel is!
Eigenlijk staat deze vertelvorm, de parabel, dichter bij het Bijbelboek Job, dan welke vorm wij nu ook maar kunnen verzinnen. Want wij kennen geen verhaaltraditie meer, althans niet in mondeling doorvertelde verhalen zoals sprookjes (van 'spreken' afgeleid) of in boekvorm. We kennen alleen nog films: verhalen op het witte doek. Daarom is voor ons als westerlingen de kerstfilm ‘A wonderful life’ een verhaalvorm, die het dichtstbij ‘Job’ komt: een parabel. Ook Jezus vertelde parabels, voorbeeldverhalen, bijvoorbeeld over de 3 zoons die alle drie talenten erfden, een bedrag aan geld. Wat doen ze ermee?
Begrijpend wat een parabel is, komt Jobs boodschap dichterbij: de verschillende lagen in het verhaal, de 2 tonelen van hemel en aarde, zijn bedoeld om de hoofdfiguur of in scenario-termen de ‘protagonist’ tot handelen te bewegen of om deze in wat hem overkomt een verandering dóór te laten maken. Dit is, wat God in ‘Job’ ook doet. Als de antagonist (Satan) schampert tegen God: ‘Geen wonder dat Job u dient, er is geen man zo rijk als hij!’, staat God Satan toe om Job álles af te nemen behalve diens leven: dit alles zodat de proef op de som genomen kan worden, of Job dan nog steeds niet God zal verloochenen en aan de kant zetten. God krijgt tegenover Satan gelijk; al vervloekt Job zijn geboortedag. Het eind van het boek is verrassend….
Meer lezen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten