Ongelijkwaardigheid tussen
de geslachten neemt weer
toe. Daarom moet ik me na
45 jaar uitspreken
Opinie Als christen en lesbienne heb ik in m’n opvoeding de
gelijkwaardigheid van geslachten al meegekregen, schrijft
Jolande van Baardewijk. Ze maakt zich zorgen over het
conservatisme dat twee geslachten wel genoeg vindt.
Jolande van Baardewijk predikant in de Protestantse Kerk
ND woensdag 26 maart 2025, 14:16
Ik was me tot m’n 42e niet bewust van m’n lesbische
geaardheid. Wel was ik op een zoektocht, waarin ik me
anders voelde dan zovelen om me heen: van welke planeet
kwam ik, als ik niet van Mars of Venus kwam? Ik voelde me
een alien: té anders in zoveel opzichten.
Het was een te grote kluwen om te ontwarren; een stads-
meisje dat op het platteland opgroeide, met een intellectuele
vader en zelf ook nieuwsgierig, gek op studeren én niet
geïnteresseerd in ‘meisjes’-bezigheden. Wat ik thuis mee
kreeg, was: of je nu jongen of meisje bent, je doet je
huiswerk en klusjes in huis.
De een niet meer dan de ander, de ander niet méér dan
jij. Een jongen wast ook af, een meisje mag ook studeren;
ieder is gelijkwaardig.
Ik merk in 2025, door onze populistische regering en door
de alwéér aangetreden Trump, dat in toenemende mate
ongelijkwaardigheid van de genders terugkeert. Dit baart
me grote zorgen.
De wereld is de kerken in het goede voorgegaan zoals in
het opkomen voor de gelijkwaardigheid.
Ik werd met ongelijkwaardigheid voor het eerst echt
geconfronteerd tijdens mijn studie theologie, in de jaren
tachtig. Ik groeide op in de Nederlands Gereformeerde
Kerken (NGK) en mocht weliswaar studeren aan de
Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), maar in mijn
kerk was er geen werkplek voor mij. Ik had van kerk-
genootschap kunnen veranderen, maar ik stond toen te
weinig open voor het werk in de kerk zoals hij toen was.
Ik spreek bewust van ‘hij’, omdat in mijn beleving ‘kerk’
een mannenbolwerk was. En ik vond mezelf ook te jong
en onervaren. Ik besloot het onderwijs in te gaan.
Ik ben overigens wel een tijdje pastoraal werker geweest
in NGK Apeldoorn, in de overbruggingstijd tussen twee
predikanten in. Dan gaf ik met opdracht van de kerken-
raad catechisatie en bijbel-cursussen. Maar het mocht
geen ‘kerkelijk werker’ heten. Een paar ouders haalden
hun kinderen van catechisatie, want onderwijs vanuit de
kerk mocht niet door vrouwen gegeven worden (en ze
haalden daarbij Paulus aan).
Na twaalf jaar rolde ik in het tv-vak en werd programma-
maker. Ik die nooit genoeg het activisme opgezocht had,
nooit de barricaden op was gegaan voor gelijkwaardigheid
van beide genders in de kerk, kwam via mijn vak als tv- en
radio-programmamaker nu in de positie om aandacht voor
misstanden te vragen en aan de kaak te stellen.
Dit waren vooral misstanden rond de vaste combinatie
van man plus macht. Het bracht vaak machtsmisbruik met
zich mee, uitmondend in financiële of seksuele uitbuiting.
We vonden, als programmamakers, dat er veel te
ontmaskeren was rond aangerichte schade. We hoopten
dat met eerlijkheid deze schade opgeruimd kon worden.
Vanaf de jaren negentig kwamen er meldpunten, ook in
kerken. En vele therapeuten (ook in de christelijke wereld)
gingen aan de slag om beschadigde mensen te begeleiden.
Tóch dreigt nu, dertig jaar later, het tij in de samenleving
weer te keren. In populistisch geleide landen lijkt het
cultureel conservatisme terug te keren.
Dat twee genders wel genoeg is en we geen derde, non-
binaire zouden willen (alsof er iets te kiezen valt). Dat lhbt+
er zijn door geboorte het daglicht niet kan verdragen en dat
in lesprogramma’s niet hoeft te worden benoemd, zodat het
herkend wordt en mensen geïnformeerd zijn.
Sterker nog: het gaat in de VS al de kant op dat deze
lesprogramma’s verboden worden.
Inmiddels ben ik meer dan tien jaar gemeente- en ‘pioniers-
predikant’. Ik geloof in pionieren sinds het Protestantse visie-
stuk uit 2008 ‘Waar een Woord is, is een weg’. Met dit
rapport durfde ik het in 2010 aan om me alsnog in te
schrijven voor een tweede master, Praktische theologie.
Zo sloeg ik alsnog de weg naar predikantschap in. Na
deze keus ontmoette ik mijn vrouw, waarmee ik inmiddels
bijna veertien jaar getrouwd ben. Binnen mijn tijd steeg het
aantal vrouwelijke predikanten van een op vier naar een op
drie van het totaal aantal predikanten en misschien is het
alweer hoger. Het aantal vrouwelijke ambtsdragers zoals
ouderlingen en diakenen zal een veelvoud daarvan zijn.
Heb ik anderen in de kerk de kastanjes voor mij uit het
vuur laten halen?
De kerk als mancave is alleen nog aan de reformatorische
zijde te bespeuren. De discussie in orthodoxe kerken (zoals
de NGK) over de homo in het ambt, laat zien dat het
cultureel conservatisme van de kerk als mancave ook in de
NGK op zijn retour is. De Christelijke Gereformeerde Kerken
staan helaas op splijten vanwege ‘de vrouw in het ambt’.
Een situatie die overigens niet anders was toen ik in de
jaren tachtig in Apeldoorn aan de TUA studeerde.
45 jaar ontwikkeling overziend in de kerken die zich van
cultureel conservatief (het Amish-reservaat in de
Nederlandse samenleving) ontwikkelden naar cultureel
meebewegen, resten mij confronterende vragen: heb ik
anderen in de kerk de kastanjes voor mij uit het vuur laten
halen? Of was het genoeg, dat ik als programmamaker
voor de EO mijn bijdrage aan de ontmaskering van de
giftige combinatie van man én macht heb geleverd?
Is het na 45 studie- en werkjaren zover, dat ik nu toch
de barricades op moet voor gelijkwaardigheid van de
genders?
Het heeft me altijd tegengestaan hoe discussies de kerk
gijzelden. Discussies over wie er wel of niet aan het
avondmaal of in het ambt mochten of een zegen mogen
ontvangen. Alsof angst regeert en ‘we voorzichtig
moeten zijn, niet wereldgelijkvormig’.
Jezus at met iedereen, ging niemand uit de weg, ook niet
uit angst voor ‘besmetting’.
Juist de wereld is de kerken in goede, geschapen
instellingen voorgegaan zoals in het opkomen voor de gelijk-waardigheid van de geslachten. Feminisme en homo
activisme waren niet nodig geweest, als kerken zich niet
in reservaten haaks op deze wereld hadden verschanst.
Jezus at met iedereen, ging niemand uit de weg, ook niet
uit angst voor ‘besmetting’, die voor Hem wél reëel was.
De angst voor melaatsheid is tien keer zo reëel als die
voor homoseksualiteit.
Het is krankjorum dat we tieners zouden moeten weghouden
van voorlichting en informatie over lhbt+-zijn, omdat deze
een ‘aanzuigende werking’ zou hebben.
Dat is net zo krankjorum als de angst voor openlijk spreken
over een ronde aarde: stel dat mensen van hun geloof in
een platte aarde zouden vallen.
Lhbt+-zijn is geen mening of iets waarover je ‘van
gedachten kunt veranderen’ of ‘van gedachten kunt wisselen’;
het is geen ziekte, niets besmettelijks maar: aangeboren,
iets wat slechts een minieme minderheid van de mensheid
betreft.
Alles wat schimmelt en rot in het donker moet in het licht
gezet worden om te kunnen genezen en groeien. Daarom
lever ik, na 45 jaar meelopen in de theologische wereld,
alsnog nu mijn stem aan wie deze stem nodig hebben in
kerken en deze wereld. Degene die zich laat horen,
stelt zich kwetsbaar op, is mijn ervaring.
Je stem laten horen en je nek uitsteken, maakt ook
duidelijk dat alleen in Gods licht en liefde, in Gods zuurstof
te leven valt. Zoals ik op m’n ‘oude dag’ predikant kon en
mocht worden en dit tot m’n dood mag blijven: waar ik kan
en waar ik geroepen word. In Gods licht, onder Gods
zegen.